De plundering van Amorium door het
Abbasidische kalifaat medio augustus 838 was een van de belangrijkste gebeurtenissen in de lange geschiedenis van de Arabisch-Byzantijnse oorlogen.De Abbasiden-campagne werd persoonlijk geleid door de kalief al-Mu'tasim (r. 833-842), als vergelding voor een vrijwel ongehinderde expeditie die vorig jaar door de Byzantijnse keizer Theophilos (r. 829-842) naar het grensgebied van het kalifaat was gelanceerd.Mu'tasim richtte zich op Amorium, een Byzantijnse stad in West-Klein-Azië, omdat het de geboorteplaats was van de heersende Byzantijnse dynastie en destijds een van de grootste en belangrijkste steden van Byzantium.De kalief verzamelde een uitzonderlijk groot leger, dat hij in twee delen verdeelde, dat vanuit het noordoosten en het zuiden binnenviel.Het noordoostelijke leger versloeg de Byzantijnse troepen onder Theophilos bij Anzen, waardoor de Abbasiden diep in Byzantijns Klein-Azië konden doordringen en samenkwamen in Ancyra, dat ze verlaten aantroffen.Nadat ze de stad hadden geplunderd, keerden ze zuidwaarts naar Amorium, waar ze op 1 augustus aankwamen.Geconfronteerd met intriges in Constantinopel en de opstand van het grote Khurramite-contingent van zijn leger, kon Theophilos de stad niet helpen.Amorium was sterk versterkt en gelegerd, maar een verrader onthulde een zwakke plek in de muur, waar de Abbasiden hun aanval concentreerden en een doorbraak veroorzaakten.Niet in staat om door het belegerende leger te breken, probeerde Boiditzes, de commandant van de doorbroken sectie, privé te onderhandelen met de kalief zonder zijn superieuren hiervan op de hoogte te stellen.Hij sloot een lokale wapenstilstand en verliet zijn post, waardoor de Arabieren konden profiteren, de stad binnen konden gaan en haar konden veroveren.Amorium werd systematisch vernietigd, om nooit meer zijn vroegere welvaart terug te krijgen.Veel van de inwoners werden afgeslacht en de rest werd als slaven verdreven.De meeste overlevenden werden vrijgelaten na een wapenstilstand in 841, maar prominente functionarissen werden naar de hoofdstad van de kalief, Samarra, gebracht en jaren later geëxecuteerd nadat ze weigerden zich tot de islam te bekeren, en werden bekend als de 42 martelaren van Amorium.De verovering van Amorium was niet alleen een grote militaire ramp en een zware persoonlijke klap voor Theophilos, maar ook een traumatische gebeurtenis voor de Byzantijnen, waarvan de impact weerklank vond in latere literatuur.De plundering bracht uiteindelijk geen verandering in het machtsevenwicht, dat langzaam in het voordeel van Byzantium aan het verschuiven was, maar bracht de theologische doctrine van de beeldenstorm, die vurig werd gesteund door Theophilos, grondig in diskrediet.Omdat de beeldenstorm voor zijn legitimering sterk leunde op militair succes, droeg de val van Amorium in beslissende mate bij tot het verlaten ervan kort na de dood van Theophilos in 842.