De onvrede onder de onderworpen Galliërs leidde tot een grote opstand onder de Belgae tegen Julius Caesar in de winter van 54-53 vGT, toen de Eburonen van Noordoost-Gallië in opstand kwamen onder hun leider Ambiorix.
De Eburonen, die tot Caesars vernietiging van de Atuatuci vazallen van die Belgische stam waren geweest, werden geregeerd door Ambiorix en Catuvolcus. In 54 vGT was er een slechte oogst, en Caesar, wiens gewoonte het was een deel van de voedselvoorziening van de plaatselijke stammen op te eisen, werd gedwongen zijn legioenen over een groter aantal stammen te verdelen. Naar de Eburonen stuurde hij Quintus Titurius Sabinus en Lucius Aurunculeius Cotta met het bevel over een onlangs geheven 14e Legioen vanuit het noorden van de Po en een detachement van vijf cohorten, met een totale sterkte van 9.000 man. Ambiorix en zijn stamleden vielen verschillende Romeinse soldaten aan en doodden deze die in de nabije omgeving op zoek waren naar hout.
Op een ochtend marcheerden de Romeinen hun fort uit. De vijand hoorde het rumoer in het Fort en bereidde een hinderlaag voor. Toen de dageraad aanbrak, verlieten de Romeinen, in marcherende volgorde (lange colonnes soldaten waarbij de ene eenheid de andere volgde), zwaarder belast dan normaal het fort. Toen het grootste deel van de colonne een ravijn was binnengegaan, vielen de Galliërs hen van beide kanten aan en probeerden de achterhoede lastig te vallen en te voorkomen dat de voorhoede het ravijn zou verlaten.
Vanwege de lengte van de colonne konden de commandanten niet efficiënt bevelen geven, dus gaven ze het bericht langs de linie door aan de eenheden om een vierkant te vormen. De troepen vochten dapper, maar met angst, en waren succesvol in botsingen. Zo beval Ambiorix zijn mannen hun speren op de troepen af te vuren, terug te vallen als ze werden aangevallen door een groep Romeinen en de Romeinen terug te jagen toen ze probeerden in rang te vallen.
Sabinus stuurde een bericht naar Ambiorix om te behandelen voor overgave, een voorstel dat werd ingewilligd. Cotta weigerde in het reine te komen en bleef standvastig in zijn weigering zich over te geven, terwijl Sabinus zijn plan om zich over te geven doorvoerde. Echter, Ambiorix, nadat hij Sabinus zijn leven en de veiligheid van zijn troepen had beloofd, leidde hem af met een lange toespraak, terwijl hij hem en zijn mannen langzaam omsingelde en hen afslachtte. De Galliërs stormden vervolgens massaal de wachtende Romeinen binnen, waar ze Cotta, die nog steeds aan het vechten was, en de grote meerderheid van de troepen doodden. De rest viel terug naar het fort waar ze, wanhopig op hulp, elkaar doodden. Slechts een paar mannen glipten weg om Titus Labienus op de hoogte te stellen van de ramp. In totaal kwamen één legioen en vijf cohorten, ongeveer 7500 Romeinen, om in de strijd. De rest van 53 vGT werd bezet door een strafcampagne tegen de Eburonen en hun bondgenoten, die naar verluidt vrijwel waren uitgeroeid door de Romeinen.