De Romeins-Parthische oorlog van 58-63 of de
Armeense Successieoorlog werd uitgevochten tussen het Romeinse Rijk en het Parthische rijk om de controle over Armenië, een vitale bufferstaat tussen de twee rijken.Armenië was sinds de dagen van keizer Augustus een Romeinse vazalstaat, maar in 52/53 slaagden de Parthen erin hun eigen kandidaat, Tiridates, op de Armeense troon te installeren.Deze gebeurtenissen vielen samen met de toetreding van Nero tot de keizerlijke troon in Rome, en de jonge keizer besloot krachtig te reageren.De oorlog, de enige grote buitenlandse campagne tijdens zijn regering, begon met snel succes voor de Romeinse strijdkrachten, geleid door de bekwame generaal Gnaeus Domitius Corbulo.Ze overwonnen de troepen die loyaal waren aan Tiridates, installeerden hun eigen kandidaat, Tigranes VI, op de Armeense troon en verlieten het land.De Romeinen werden geholpen door het feit dat de Parthische koning Vologases verwikkeld was in de onderdrukking van een reeks opstanden in zijn eigen land.Zodra deze echter waren afgehandeld, richtten de Parthen hun aandacht op Armenië, en na een paar jaar van onbesliste campagnes brachten ze de Romeinen een zware nederlaag toe in de Slag bij Rhandeia.Het conflict eindigde kort daarna in een effectieve patstelling en een formeel compromis: een Parthische prins uit de Arsacid-linie zou voortaan op de Armeense troon zitten, maar zijn benoeming moest worden goedgekeurd door de Romeinse keizer.Dit conflict was de eerste directe confrontatie tussen Parthia en de Romeinen sinds de rampzalige expeditie van Crassus en de campagnes van Marcus Antonius een eeuw eerder, en zou de eerste zijn van een lange reeks oorlogen tussen Rome en
de Iraanse machten over Armenië.