Het late Tokugawa-
shogunaat (Bakumatsu) was de periode tussen 1853 en 1867, waarin Japan zijn isolationistische buitenlandse politiek, sakoku genaamd, beëindigde en moderniseerde van een feodaal shogunaat naar de Meiji-regering.Het is aan het einde van de
Edo-periode en ging vooraf aan het Meiji-tijdperk.De belangrijkste ideologische en politieke facties tijdens deze periode waren verdeeld in de pro-imperialistische Ishin Shishi (nationalistische patriotten) en de shogunaatkrachten, waaronder de elite shinsengumi ("nieuw geselecteerde korps") zwaardvechters.Hoewel deze twee groepen de meest zichtbare machten waren, probeerden veel andere facties de chaos van het Bakumatsu-tijdperk te gebruiken om de persoonlijke macht te grijpen.Bovendien waren er nog twee andere belangrijke drijvende krachten achter afwijkende meningen;ten eerste de groeiende wrok jegens tozama daimyōs, en ten tweede het groeiende antiwesterse sentiment na de komst van een vloot van
de Amerikaanse marine onder bevel van Matthew C. Perry (wat leidde tot de gedwongen opening van Japan).De eerste had betrekking op de heren die bij
Sekigahara (in 1600) tegen de Tokugawa-troepen hadden gevochten en vanaf dat moment permanent waren verbannen uit alle machtige posities binnen het shogunaat.De tweede zou worden uitgedrukt in de uitdrukking sonnō jōi ("eer de keizer, verdrijf de barbaren").Het einde van de Bakumatsu was de Boshin-oorlog, met name de Slag om Toba-Fushimi, toen de pro-shogunaat-troepen werden verslagen.