Een even enigmatische figuur is Pythagoras van Samos (ca. 580–500 vGT), die zogenaamd
Egypte en
Babylon bezocht
[24] en zich uiteindelijk in Croton, Magna Graecia, vestigde, waar hij een soort broederschap begon.Pythagoreeërs geloofden zogenaamd dat 'alles getallen zijn' en waren geïnteresseerd in het zoeken naar wiskundige relaties tussen getallen en dingen.
[25] Pythagoras zelf kreeg de eer voor veel latere ontdekkingen, waaronder de constructie van de vijf reguliere vaste stoffen.Bijna de helft van het materiaal in de Elementen van Euclides wordt gewoonlijk toegeschreven aan de Pythagoreeërs, inclusief de ontdekking van irrationele zaken, toegeschreven aan Hippasus (ca. 530-450 v.Chr.) en Theodorus (fl. 450 v.Chr.).
[26] Het waren de Pythagoreeërs die de term ‘wiskunde’ bedachten, en met wie de studie van de wiskunde op zichzelf begint.De grootste wiskundige die met de groep verbonden was, was echter wellicht Archytas (ca. 435-360 vGT), die het probleem van de verdubbeling van de kubus oploste, het harmonische gemiddelde identificeerde en mogelijk bijdroeg aan de optica en mechanica.
[26] Andere wiskundigen die in deze periode actief waren en niet volledig verbonden waren met welke school dan ook, zijn onder meer Hippocrates van Chios (ca. 470-410 v.Chr.), Theaetetus (ca. 417-369 v.Chr.) en Eudoxus (ca. 408-355 v.Chr.) .