De Diocletianische of
Grote Vervolging was de laatste en zwaarste vervolging van
christenen in het Romeinse Rijk.In 303 vaardigden de keizers Diocletianus, Maximianus, Galerius en Constantius een reeks edicten uit waarin de wettelijke rechten van christenen werden ingetrokken en waarin werd geëist dat zij zich zouden houden aan traditionele religieuze gebruiken.Latere edicten waren gericht op de geestelijkheid en eisten universele offers, waarbij alle inwoners werden opgedragen aan de goden te offeren.De vervolging varieerde in intensiteit in het hele rijk - het zwakst in Gallië en Groot-
Brittannië , waar alleen het eerste edict werd toegepast, en het sterkst in de oostelijke provincies.Vervolgingswetten werden op verschillende tijdstippen door verschillende keizers vernietigd (Galerius met het Edict van Serdica in 311), maar het Edict van Milaan van Constantijn en Licinius (313) betekende traditioneel het einde van de vervolging.