Daarna onderging Genua een soort heropleving als junior medewerker van het
Spaanse rijk, waarbij met name Genuese bankiers veel van de buitenlandse inspanningen van de Spaanse kroon financierden vanuit hun telhuizen in Sevilla.Fernand Braudel heeft de periode 1557 tot 1627 zelfs het ‘tijdperk van de Genuezen’ genoemd, ‘van een heerschappij die zo discreet en verfijnd was dat historici het lange tijd niet hebben opgemerkt’, hoewel de moderne bezoeker langs schitterende maniëristische en barokke palazzo’s loopt. gevels langs de Strada Nova van Genua (nu Via Garibaldi) of via Balbi kunnen niet anders dan opmerken dat er sprake was van opvallende rijkdom, die in feite niet Genuees was, maar geconcentreerd in de handen van een hechte kring van bankiers-financiers, echte ‘durfkapitalisten’.De handel van Genua bleef echter sterk afhankelijk van de controle over de Middellandse Zee, en het verlies van Chios aan het
Ottomaanse Rijk (1566) veroorzaakte een zware klap.De opening voor het Genuese bankenconsortium was het staatsfaillissement van Filips II in 1557, dat de Duitse bankhuizen in chaos bracht en een einde maakte aan de heerschappij van de Fuggers als Spaanse financiers.De Genuese bankiers voorzagen het logge Habsburgse systeem van vloeiende kredieten en een betrouwbaar regelmatig inkomen.In ruil daarvoor werden de minder betrouwbare zendingen Amerikaans zilver snel overgebracht van Sevilla naar Genua, om kapitaal te verschaffen voor verdere ondernemingen.