Het interbellum in Hongarije, van 1919 tot 1944, werd gekenmerkt door aanzienlijke politieke en territoriale veranderingen. Na de Eerste Wereldoorlog verminderde het Verdrag van Trianon in 1920 het Hongaarse grondgebied en de bevolking drastisch, wat leidde tot wijdverbreide wrok. Het verlies van tweederde van zijn grondgebied was voor het land aanleiding om zich aan te sluiten bij Duitsland enItalië in een poging verloren land terug te winnen. Het regime van admiraal Miklós Horthy, dat regeerde van 1920 tot 1944, concentreerde zich op anticommunistisch beleid en probeerde allianties te smeden om de naoorlogse regeling te herzien.
In de jaren dertig evolueerde Hongarije geleidelijk naar een nauwere aansluiting bij nazi-Duitsland en het fascistische Italië. Het buitenlands beleid van het land was erop gericht gebieden terug te winnen die verloren waren gegaan aan buurstaten, wat leidde tot deelname aan de annexaties van Tsjechoslowakije en Joegoslavië. Hongarije sloot zich in de Tweede Wereldoorlog aan bij de Asmogendheden, die aanvankelijk zijn territoriale ambities leken te verwezenlijken. Toen de oorlog zich echter tegen de As-mogendheden keerde, probeerde Hongarije over een afzonderlijke vrede te onderhandelen, wat resulteerde in de Duitse bezetting in 1944. De bezetting leidde tot de oprichting van een marionettenregering, aanzienlijke Joodse vervolging en verdere betrokkenheid bij de oorlog tot aan de uiteindelijke bezetting. door Sovjettroepen.