De Arabische verovering van de Levant in 635 CE onder 'Umar ibn al-Khaṭṭāb leidde tot aanzienlijke demografische veranderingen. De regio, omgedoopt tot Bilad al-Sham, kende een bevolkingsafname van naar schatting 1 miljoen in de Romeinse en Byzantijnse tijd tot ongeveer 300.000 in de vroege Ottomaanse periode. Deze demografische verschuiving was het gevolg van een combinatie van factoren, waaronder de vlucht van niet-moslimpopulaties, immigratie van moslims, lokale bekeringen en een geleidelijk proces van islamisering. [138]
Na de verovering vestigden Arabische stammen zich in het gebied, wat bijdroeg aan de verspreiding van de islam. De moslimbevolking groeide gestaag en werd zowel politiek als sociaal dominant. [139] Veel christenen en Samaritanen uit de Byzantijnse hogere klasse migreerden naar Noord-Syrië, Cyprus en andere regio's, wat leidde tot de ontvolking van kuststeden. Deze steden, zoals Ashkelon, Akko, Arsuf en Gaza, werden door moslims hervestigd en ontwikkelden zich tot belangrijke moslimcentra. [140] De regio Samaria ondervond ook islamisering als gevolg van bekeringen en de toestroom van moslims. [138] In Palestina werden twee militaire districten opgericht – Jund Filastin en Jund al-Urdunn. Er kwam een einde aan het Byzantijnse verbod op joden om in Jeruzalem te wonen.
De demografische situatie ontwikkelde zich verder onder het bewind van de Abbasiden, vooral na de aardbeving van 749. In deze periode nam de emigratie van joden, christenen en Samaritanen naar diasporagemeenschappen toe, terwijl degenen die achterbleven zich vaak tot de islam bekeerden. Vooral de Samaritaanse bevolking kreeg te maken met ernstige uitdagingen zoals droogtes, aardbevingen, religieuze vervolging en zware belastingen, wat leidde tot een aanzienlijke achteruitgang en bekeringen tot de islam. [139]
Tijdens deze veranderingen kwamen gedwongen bekeringen niet vaak voor, en de impact van de jizya-belasting op religieuze bekeringen is niet duidelijk bewezen. In de kruisvaardersperiode vormde de moslimbevolking, hoewel ze groeide, nog steeds een minderheid in een overwegend christelijke regio. [139]