Salomon I de Grote (1735–1784), lid van de Bagrationi-dynastie, was een sleutelfiguur in de Georgische geschiedenis als koning van Imereti. Zijn regering, gekenmerkt door aanzienlijke hervormingen en militaire overwinningen, speelde een cruciale rol bij het weerstaan van de Ottomaanse invloed en het stabiliseren van West-Georgië.
Toen hij in 1752 de troon besteeg na de dood van zijn vader Alexander V, voerde Salomo beleid uit om de macht van opstandige edelen te beteugelen en de slavenhandel te bestrijden, die verband hield met Ottomaanse belangen. Zijn pogingen om Imereti te verenigen stuitten op weerstand, waaronder een poging tot staatsgreep door de aristocratie en herhaalde Ottomaanse invasies. Het leiderschap van Salomo culmineerde echter in beslissende overwinningen, waaronder de Slag om Khresili in 1757, die de onafhankelijkheid van Imereti hielp versterken.
Salomo smeedde allianties met Heraclius II uit Oost-Georgië en zocht Russische steun tegen de Ottomanen tijdens de Russisch-Turkse oorlog (1768–1774). Ondanks de complexiteit van de Russische betrokkenheid slaagde Salomo erin de macht te consolideren, de autonome regio’s Mingrelia en Guria te onderwerpen en de Ottomaanse hegemonie in de regio te verminderen. In 1779 onderdrukte hij door de Ottomanen gesponsorde opstanden en viel hij invallen in door Turkije bezette Georgische gebieden.
Salomo's erfenis omvat onder meer zijn toewijding aan de autonomie van Imereti en de verzwakking van de Ottomaanse dominantie in West-Georgië. Hij stierf in 1784 en werd begraven in het Gelati-klooster. In 2016 werd hij heilig verklaard door de Georgisch-Orthodoxe Kerk, waardoor zijn status als nationale held nog verder werd versterkt.