Toen Mikheil Saakasjvili na de Rozenrevolutie aan de macht kwam, erfde hij een land vol uitdagingen, waaronder het beheer van meer dan 230.000 intern ontheemden als gevolg van de conflicten in Abchazië en Zuid-Ossetië. Deze regio’s bleven onstabiel, onder toezicht van Russische en VN-vredeshandhavers onder de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE), wat de broze staat van vrede onderstreepte.
In eigen land werd van Saakasjvili's regering verwacht dat zij een nieuw tijdperk van democratie zou inluiden en de controle van Tbilisi over alle Georgische gebieden zou uitbreiden, doelstellingen die een sterke uitvoerende macht noodzakelijk maakten om deze radicale veranderingen te bewerkstelligen. In het begin van zijn ambtstermijn boekte Saakasjvili aanzienlijke vooruitgang bij het terugdringen van de corruptie en het versterken van de staatsinstellingen. Transparency International constateerde een dramatische verbetering in de perceptie van corruptie in Georgië, en bestempelde Georgië als een opvallende hervormer door verschillende EU-landen op zijn ranglijst te overtreffen.
Deze hervormingen hadden echter een prijs. De machtsconcentratie in de uitvoerende macht leidde tot kritiek op de wisselwerking tussen democratische doelstellingen en staatsopbouwende doelstellingen. De methoden van Saakasjvili waren weliswaar effectief in het terugdringen van de corruptie en het hervormen van de economie, maar werden gezien als een ondermijning van democratische processen.
De situatie in Ajaria weerspiegelde de uitdagingen die gepaard gaan met het herbevestigen van het centrale gezag. In 2004 escaleerden de spanningen met de semi-separatistische leider Aslan Abashidze tot de rand van een militaire confrontatie. Saakasjvili's standvastige standpunt, gecombineerd met grootschalige demonstraties, dwong Abashidze uiteindelijk af te treden en te vluchten, waardoor Ajaria zonder bloedvergieten weer onder de controle van Tbilisi kwam.
De betrekkingen met Rusland bleven gespannen, gecompliceerd door de Russische steun aan de separatistische regio's. De botsingen in Zuid-Ossetië in augustus 2004 en het proactieve buitenlandse beleid van Georgië, inclusief stappen in de richting van de NAVO en de Verenigde Staten, hebben deze banden verder onder druk gezet. De betrokkenheid van Georgië in Irak en het organiseren van Amerikaanse militaire trainingsprogramma's in het kader van het Georgia Train and Equip Program (GTEP) onderstreepten de oriëntatie van Georgië op het Westen.
De plotselinge dood van premier Zurab Zhvania in 2005 was een zware klap voor de regering van Saakasjvili en onderstreepte de aanhoudende interne uitdagingen en de druk om de hervormingen voort te zetten te midden van de groeiende publieke onvrede over kwesties als werkloosheid en corruptie.
In 2007 culmineerde de publieke ontevredenheid in protesten tegen de regering, die nog verergerd werden door politieoptreden dat de democratische geloofsbrieven van Saakasjvili aantastte. Ondanks economische successen die werden toegeschreven aan de libertaire hervormingen die onder Kakha Bendukidze werden doorgevoerd, zoals een liberale arbeidswet en lage vlaktakstarieven, bleef politieke stabiliteit ongrijpbaar.
Saakasjvili's reactie was het uitschrijven van vervroegde presidents- en parlementsverkiezingen voor januari 2008, waarbij hij aftrad om het presidentschap, dat hij won, opnieuw te betwisten, wat een nieuwe termijn markeerde die spoedig overschaduwd zou worden door de oorlog in Zuid-Ossetië met Rusland in 2008.
In oktober 2012 vond er een belangrijke politieke verschuiving plaats toen de Georgian Dream-coalitie, geleid door miljardair Bidzina Ivanishvili, de parlementsverkiezingen won. Dit markeerde de eerste democratische machtsoverdracht in de post-Sovjetgeschiedenis van Georgië, toen Saakasjvili de nederlaag toegaf en de leiding van de oppositie erkende.