Abchazië, historisch gezien onder Byzantijnse invloed en gelegen langs de kust van de Zwarte Zee van wat nu het noordwesten van Georgië is en deel uitmaakt van de Russische Krasnodar Krai, werd bestuurd door een erfelijke archon die in wezen functioneerde als een Byzantijnse onderkoning. Het bleef voornamelijk christelijk, waarbij steden als Pityus aartsbisdommen onderhielden die direct onder de patriarch van Constantinopel stonden.
In 735 CE werd de regio geconfronteerd met een ernstige Arabische invasie onder leiding van Marwan, die zich uitstrekte tot 736. De invasie werd afgeslagen door de archon Leon I, met de hulp van bondgenoten uit Iberia en Lazica. Deze overwinning versterkte de defensiecapaciteiten van Abchazië en het daaropvolgende huwelijk van Leon I met de Georgische koninklijke familie versterkte deze alliantie. Tegen de jaren 770 had Leon II zijn territorium uitgebreid met Lazica, en het opgenomen in wat toen in Georgische bronnen Egrisi werd genoemd.
Tegen het einde van de 8e eeuw, onder Leon II, werd Abchazië volledig onafhankelijk van de Byzantijnse controle , riep zichzelf uit tot een koninkrijk en verplaatste de hoofdstad naar Koetaisi. Deze periode markeerde het begin van belangrijke inspanningen voor staatsopbouw, waaronder de vestiging van de plaatselijke kerkonafhankelijkheid van Constantinopel, waarbij de liturgische taal overging van Grieks naar Georgisch.
Het koninkrijk beleefde zijn meest welvarende periode tussen 850 en 950 CE, waarbij zijn territoria oostwaarts werden uitgebreid onder koningen als George I en Constantijn III, van wie de laatste aanzienlijke delen van Midden- en Oost-Georgië onder Abchazische controle bracht en invloed uitoefende op de aangrenzende regio's van Alania. en Armenië .
De macht van het koninkrijk nam echter tegen het einde van de 10e eeuw af als gevolg van interne conflicten en burgeroorlog onder koningen als Demetrius III en Theodosius III de Blinde, culminerend in een achteruitgang die leidde tot de integratie ervan in de opkomende Georgische staat. In 978 besteeg Bagrat (later koning Bagrat III van Georgië), een prins van zowel Bagratidische als Abchazische afkomst, de Abchazische troon met hulp van zijn adoptievader David III van Tao. In 1008, na de dood van zijn vader Gurgen, werd Bagrat ook 'Koning van de Iberiërs', waarmee hij de Abchazische en Georgische koninkrijken feitelijk onder één enkele heerschappij verenigde, wat de basis markeerde van het verenigde koninkrijk Georgië.