De reis van Georgië naar democratische hervormingen en zijn drang naar onafhankelijkheid van de Sovjet- controle culmineerde in de eerste democratische meerpartijenverkiezingen op 28 oktober 1990. De coalitie "Ronde Tafel – Vrij Georgië", waartoe onder meer de SSIR-partij van Zviad Gamsakhurdia en de Georgische Unie van Helsinki behoorden, behaalde een beslissende overwinning en behaalde 64% van de stemmen, tegen 29,6% van de Georgische Communistische Partij. Deze verkiezingen markeerden een belangrijke verschuiving in de Georgische politiek en vormden de weg vrij voor verdere stappen richting onafhankelijkheid.
Hierna werd Zviad Gamsakhurdia op 14 november 1990 verkozen tot voorzitter van de Hoge Raad van de Republiek Georgië, waarmee hij feitelijk werd gepositioneerd als de feitelijke leider van Georgië. Het streven naar volledige onafhankelijkheid ging door en op 31 maart 1991 steunde een referendum overweldigend het herstel van de pre-Sovjet-onafhankelijkheid van Georgië, met 98,9% voor. Dit leidde ertoe dat het Georgische parlement op 9 april 1991 de onafhankelijkheid uitriep, waarmee feitelijk de Georgische staat werd hersteld die bestond van 1918 tot 1921.
Het presidentschap van Gamsakhurdia werd gekenmerkt door een visie van pan-Kaukasische eenheid, het 'Kaukasische Huis' genoemd, dat regionale samenwerking promootte en structuren voor ogen had als een gemeenschappelijke economische zone en een 'Kaukasisch forum', vergelijkbaar met een regionale Verenigde Naties. Ondanks deze ambitieuze plannen was Gamsakhurdia's ambtstermijn van korte duur vanwege politieke instabiliteit en zijn uiteindelijke omverwerping.
In eigen land omvatte het beleid van Gamsakhurdia belangrijke veranderingen, zoals het hernoemen van de Georgische Socialistische Sovjetrepubliek naar de "Republiek Georgië" en het herstellen van nationale symbolen. Hij initieerde ook economische hervormingen gericht op de overgang van een socialistische commando-economie naar een kapitalistische markteconomie, met beleid ter ondersteuning van privatisering, sociale markteconomie en consumentenbescherming.
Het bewind van Gamsakhurdia werd echter ook gekenmerkt door etnische spanningen, vooral met de Georgische minderheidsbevolking. Zijn nationalistische retoriek en beleid hebben de angst onder minderheden aangewakkerd en conflicten aangewakkerd, vooral in Abchazië en Zuid-Ossetië. In deze periode werd ook de Nationale Garde van Georgië opgericht en werden stappen gezet in de richting van de oprichting van een onafhankelijk leger, waarmee de soevereiniteit van Georgië verder werd bevestigd.
Het buitenlands beleid van Gamsakhurdia werd gekenmerkt door een krachtig standpunt tegen re-integratie in de Sovjetstructuren en het streven naar nauwere banden met de Europese Gemeenschap en de Verenigde Naties. Zijn regering steunde ook de onafhankelijkheid van Tsjetsjenië van Rusland, wat zijn bredere regionale ambities weerspiegelde.
De interne politieke onrust culmineerde in een gewelddadige staatsgreep op 22 december 1991, die leidde tot de verdrijving van Gamsakhurdia en een periode van burgeroorlog. Na zijn ontsnapping en tijdelijk asiel op verschillende locaties bleef Gamsakhurdia tot aan zijn dood een controversieel figuur.
In maart 1992 werd Eduard Shevardnadze, een voormalige Sovjet-minister van Buitenlandse Zaken en een politieke rivaal van Gamsakhurdia, benoemd tot hoofd van de nieuw gevormde Staatsraad, wat een nieuwe belangrijke verschuiving in de Georgische politiek markeerde. Onder het bewind van Sjevardnadze, dat officieel begon in 1995, navigeerde Georgië door het post-Sovjetlandschap dat werd gekenmerkt door aanhoudende etnische conflicten en uitdagingen bij het opzetten van een stabiele en democratische bestuursstructuur.