Engeland tijdens de Eerste Wereldoorlog
Central EuropeGroot-Brittannië was een leidende geallieerde macht tijdens de Eerste Wereldoorlog van 1914-1918. Ze vochten tegen de Centrale Mogendheden, voornamelijk Duitsland. De strijdkrachten werden sterk uitgebreid en gereorganiseerd; de oorlog markeerde de oprichting van de Royal Air Force. De zeer controversiële introductie, in januari 1916, van de dienstplicht voor de eerste keer in de Britse geschiedenis volgde op de oprichting van een van de grootste geheel uit vrijwilligers bestaande legers in de geschiedenis, bekend als Kitchener's Army, van meer dan 2.000.000 man. Het uitbreken van de oorlog was een sociaal verenigende gebeurtenis. Het enthousiasme was in 1914 wijdverbreid en vergelijkbaar met dat in heel Europa.
Uit angst voor voedseltekorten en tekorten aan arbeidskrachten nam de regering wetgeving aan, zoals de Defense of the Realm Act 1914, om haar nieuwe bevoegdheden te geven. De oorlog zag een verschuiving van het idee van "business as usual" onder premier HH Asquith, en naar een staat van totale oorlog (volledige staatsinterventie in openbare aangelegenheden) in 1917 onder het premierschap van David Lloyd George; de eerste keer dat dit in Groot-Brittannië werd gezien. De oorlog was ook getuige van de eerste luchtbombardementen op steden in Groot-Brittannië.
Kranten speelden een belangrijke rol bij het behouden van de steun van de bevolking voor de oorlog. Door zich aan te passen aan de veranderende demografie van de beroepsbevolking groeiden oorlogsgerelateerde industrieën snel en nam de productie toe, omdat er snel concessies werden gedaan aan de vakbonden. In dat opzicht wordt door sommigen ook gecrediteerd dat de oorlog vrouwen voor het eerst in de reguliere werkgelegenheid heeft gebracht. Er wordt nog steeds gedebatteerd over de impact die de oorlog heeft gehad op de vrouwenemancipatie, aangezien in 1918 een groot aantal vrouwen voor het eerst stemrecht kreeg.
Het sterftecijfer onder burgers is gestegen als gevolg van voedseltekorten en de Spaanse griep, die het land in 1918 troffen. Het aantal militaire sterfgevallen wordt geschat op meer dan 850.000. Het rijk bereikte zijn hoogtepunt aan het einde van de vredesonderhandelingen. De oorlog versterkte echter niet alleen de imperiale loyaliteit, maar ook de individuele nationale identiteiten in de Dominions (Canada, Newfoundland, Australië, Nieuw-Zeeland en Zuid-Afrika) en India. Ierse nationalisten stapten na 1916 over van samenwerking met Londen naar eisen voor onmiddellijke onafhankelijkheid, een stap die een grote impuls kreeg door de dienstplichtcrisis van 1918.