Slag bij Brunanburh
England, UKDe Slag bij Brunanburh werd in 937 uitgevochten tussen Æthelstan, koning van Engeland, en een alliantie bestaande uit Olaf Guthfrithson, koning van Dublin; Constantijn II, koning van Schotland; en Owain, koning van Strathclyde. Historici beschouwen deze strijd als cruciaal voor de vorming van de Engelse nationale identiteit. Michael Livingston stelt dat de strijd het politieke landschap van de Britse eilanden aanzienlijk heeft beïnvloed.
Na Æthelstan's onbetwiste invasie van Schotland in 934, waarschijnlijk als gevolg van Constantijns schending van een vredesverdrag, werd het duidelijk dat alleen een eenheidsfront zich tegen Æthelstan kon verzetten. Olaf leidde de coalitie met Constantijn en Owain en zeilde in augustus 937 vanuit Dublin om de krachten met hen te bundelen. Ondanks hun inspanningen werd de alliantie beslissend verslagen door de troepen van Æthelstan.
Het gedicht "Battle of Brunanburh" van de Angelsaksische kroniek benadrukt het ongekende bloedvergieten en beweert dat er geen groter verlies aan mensenlevens heeft plaatsgevonden sinds de aankomst van de Angelen en Saksen. De overwinning van Æthelstan zorgde voor de eenheid van Engeland. Historicus Æthelweard merkte in zijn schrijven rond 975 de consolidatie en vrede op die volgden. Alfred Smyth noemde het "de grootste slag in de Angelsaksische geschiedenis vóór Hastings." Het slagveld blijft onzeker en er worden veel locaties voorgesteld.
In 927 was Æthelstan koning van Engeland geworden na het verslaan van de Vikingen bij York. Hij verzekerde zich van de trouw van Constantijn van Schotland, Hywel Dda van Deheubarth, Ealdred I van Bamburgh en Owen I van Strathclyde. De daaropvolgende invasie van Æthelstan in Schotland in 934 zorgde voor uitgebreide maar ongehinderde campagnes tot aan Kincardineshire en Caithness.
De invasie van de geallieerde troepen in 937 omvatte uitgebreide overvallen in Mercia. Livingston speculeert over een strategisch gevechtsarrangement bij Brunanburh, waar het leger van Æthelstan de coalitie ontmoette en versloeg. Het gedicht beschrijft de hevige strijd en de uiteindelijke nederlaag van de indringers, waarbij aanzienlijke verliezen vielen, waaronder vijf koningen en zeven graven uit Olafs leger.
De triomf van Æthelstan behield de eenheid van Engeland, maar leidde niet tot de eenwording van het eiland. Schotland en Strathclyde bleven onafhankelijk. Terwijl sommige historici, zoals Foot en Livingston, het belang van de strijd bij het vormgeven van de Engelse identiteit onderstrepen, beschouwen anderen, zoals Alfred Smyth en Alex Woolf, de gevolgen op de lange termijn als beperkt, waarbij ze wijzen op de afname van de noordelijke controle van Æthelstan en de daaropvolgende toetreding van Olaf tot Northumbria na de dood van Æthelstan.
De strijd markeerde een belangrijke maar uiteindelijk beperkte prestatie in de ambities van Æthelstan, waardoor Schotland en Strathclyde onafhankelijk bleven en Groot-Brittannië verdeeld. Æthelweards verslag uit de late 10e eeuw weerspiegelt de blijvende betekenis van de strijd, die herinnerd wordt als de "grote strijd" met een tijdelijke periode van vrede en eenheid.