
Na de dood van Yesügei werd zijn familie, geleid door de jonge Temüjin en zijn moeder Hö'elün, in de steek gelaten door hun clan, de Borjigin, en hun bondgenoten, vanwege de jonge leeftijd van Temüjin en zijn broer Behter. Ondanks dat sommige bronnen familiale steun suggereren, schildert de meerderheid de familie van Hö'elün af als een verschoppeling, wat leidt tot een moeilijk jager-verzamelaarsbestaan. De spanningen over erfenis en leiderschap tussen Temüjin en Behter escaleerden, culminerend in de dood van Behter door Temüjin en zijn broer Qasar. Temüjin vormde op elfjarige leeftijd een cruciale vriendschap met Jamukha, een jongen van adellijke afkomst. Ze versterkten hun band door geschenken uit te wisselen en het Anda-pact te zweren, een Mongoolse traditie die bloedbroederschap betekent.
Tijdens deze periode van kwetsbaarheid werd Temüjin geconfronteerd met verschillende arrestaties. Hij ontsnapte uit de Tayichiuds met de hulp van Sorkan-Shira, die hem onderdak bood, en later Bo'orchu, die hem op een cruciaal moment bijstond en zijn eerste nökor werd, waarmee hij Temüjins opkomende leiderschap en charisma demonstreerde.