
Na de Mongoolse invasie van Khwarezm werd Jalal ad-Din gedwongen te vluchten naar de Hindu Kush, waar hij extra troepen begon te verzamelen om de Mongolen het hoofd te bieden. Met de komst van ruim 30.000 Afghaanse strijders. Zijn kracht bedroeg naar verluidt tussen de 30.000 en 60.000 man. Genghis Khan stuurde zijn opperrechter Shikhikhutag om Jalal al-Din op te sporen, maar gaf de beginnende generaal slechts 30.000 troepen.
Shikhikhutag was overmoedig na de aanhoudende Mongoolse successen, en hij bevond zich al snel op de achtergrond tegenover de veel talrijkere Khwarezmiaanse strijdmacht. De strijd vond plaats in een smalle vallei, die ongeschikt was voor de Mongoolse cavalerie. Jalal al-Din had boogschutters bereden, die hij beval af te stijgen en op de Mongolen te schieten. Vanwege het smalle terrein konden de Mongolen hun normale tactieken niet gebruiken. Om de Khwarezmiërs te misleiden, zette Shikhikhutag strokrijgers op reserve-remounts, wat hem misschien voor een dodelijke slag had kunnen behoeden, maar hij werd nog steeds in een nederlaag verdreven, waarbij hij meer dan de helft van zijn leger verloor.