Tussen 21 en 29 september 1096 veroverde een Duits contingent van ongeveer 6.000 kruisvaarders, onder leiding van Reinald van Broyes, het Turkse fort Xerigordos, vier dagen mars ten oosten van Nicea. Het doel was om een basis te vestigen voor verdere plunderingen op het Seltsjoekse grondgebied.
Drie dagen later arriveerden Seltsjoekse troepen onder leiding van Elchanes, een generaal van sultan Kilij Arslan I, en belegerden de slecht voorbereide kruisvaarders. Zonder toegang tot een watervoorziening in het fort leden de verdedigers hevige dorst en namen ze hun toevlucht tot wanhopige maatregelen zoals het drinken van dierenbloed en urine om te overleven. Na acht dagen van belegering gaven de kruisvaarders zich op 29 september over. Sommigen werden gedood omdat ze weigerden zich tot de islam te bekeren, terwijl anderen die zich bekeerden tot slaaf werden gemaakt.
De val van Xerigordos legde de kwetsbaarheid van de Volkskruistocht bloot en benadrukte hun gebrek aan strategische planning en middelen. Het moedigde Kilij Arslan aan om zich voor te bereiden op verdere aanvallen, wat leidde tot de uiteindelijke hinderlaag van de belangrijkste kruisvaardersmacht tijdens de Slag bij Civetot.