Video
Na de overwinning van de kruisvaarders in de Slag bij Dorylaeum in juli 1097 trokken ze door Anatolië naar hun uiteindelijke doel: Jeruzalem. Onderweg bereikten ze Antiochië – een zwaar versterkte stad van enorme strategische waarde die de toegang tussen Anatolië en Syrië controleerde. Antiochië werd geregeerd door Yaghi-Siyan, een Seltsjoekse gouverneur, en de verovering ervan was essentieel voor de voortgang van de kruisvaarders richting Palestina. Het beleg van Antiochië werd een van de meest uitdagende en beslissende gebeurtenissen van de Eerste Kruistocht.
De eerste belegering begon op 21 oktober 1097. Hoewel de kruisvaarders zich langs de stadsmuren positioneerden, ontbrak het hen aan de mankracht om een directe aanval uit te voeren. De enorme vestingwerken uit het Byzantijnse tijdperk van Antiochië, die in de loop der eeuwen zijn verbeterd, maakten het bijna onmogelijk om door te breken. Terwijl het beleg zich voortsleepte in de winter, werd de situatie van de kruisvaarders wanhopig. De hongersnood verspreidde zich onder het leger, waarbij enkele mannen deserteerden. Door een tekort aan aanbod bleven slechts een paar honderd paarden in leven. De kruisvaarders slaagden erin twee kleine hulptroepen te verslaan: een van Duqaq van Damascus in december 1097 en een andere onder leiding van Ridwan van Aleppo in februari 1098. Toch bleef het moreel laag en bleef de honger hen verzwakken.