De belangrijkste kruisvaarderslegers van de Eerste Kruistocht begonnen tussen november 1096 en april 1097 in Constantinopel aan te komen, nadat ze in augustus 1096 uit Europa waren vertrokken. De legers waren samengesteld uit troepen onder leiding van vooraanstaande leiders als Bohemond van Taranto, Godfried van Bouillon en Raymond van Toulouse. kruisvaarders verzamelden zich buiten de Byzantijnse hoofdstad, in afwachting van steun van keizer Alexios I Komnenos.
De routes van de leiders van de Eerste Kruistocht. © QWerk
Alexios was echter voorzichtig, vooral na de chaos veroorzaakt door de Volkskruistocht en de aanwezigheid van Bohemond, een voormalige Normandische tegenstander die eerder Byzantijnse landen was binnengevallen. Hoewel de kruisvaarders misschien hadden gehoopt dat Alexios een leidende rol op zich zou nemen, was hij meer gefocust op het verzekeren van hun snelle doortocht naar Klein-Azië om mogelijke onrust bij Constantinopel te voorkomen.
Om voedsel en voorraden veilig te stellen, eiste Alexios dat de leiders van de kruisvaarders hem een eed van trouw zouden zweren, waarbij ze beloofden alle gebieden die ze op de Seltsjoeken hadden veroverd, terug te geven aan Byzantijnse controle. Met tegenzin gehoorzaamden de leiders. Alexios bood ook strategisch advies over hoe ze de strijd konden aangaan met de Seltsjoekse strijdkrachten waarmee ze in Anatolië te maken zouden krijgen. Zijn pragmatische aanpak zorgde voor de beweging van de kruisvaarders over de Bosporus met behoud van de Byzantijnse belangen.