De nasleep van de verovering van Jeruzalem door de kruisvaarders in juli 1099 werd gekenmerkt door wijdverbreide bloedbaden en verwoestingen. Duizenden moslims en joden werden gedood, omdat de kruisvaarders weinig onderscheid maakten tussen strijders en niet-strijders. Hedendaagse verslagen beschrijven de slachting als bijzonder wreed, waarbij de islamitische heilige plaatsen op de Tempelberg zijn omgebouwd tot christelijke heiligdommen.
Hoewel wreedheden na belegeringen gebruikelijk waren in middeleeuwse oorlogsvoering, schokte de omvang van het bloedbad in Jeruzalem waarnemers zowel voor christenen als moslims. Het overtrof waarschijnlijk de normen van die tijd, aangezien de kruisvaarders hun dominantie over de pas veroverde Heilige Stad probeerden te laten gelden. Deze gebeurtenis blijft een van de meest beruchte afleveringen van de Eerste Kruistocht en onderstreept het brutale karakter van het conflict.