In 1098 marcheerde Kerbogha, atabeg van Mosul, om Antiochië te ontzetten nadat hij hoorde van de belegering door de kruisvaarders. Hij vertrok op 31 maart en stopte om Edessa te belegeren, dat onlangs door Boudewijn I was ingenomen, in de hoop een Frankische dreiging achter zich uit te schakelen. Deze vertraging bleek van cruciaal belang, omdat het de kruisvaarders in staat stelde Antiochië op 3 juni te veroveren, vóór Kerbogha's aankomst op 7 juni. Tegen die tijd hadden de kruisvaarders de stad in handen, maar werden ze zelf belegerd door Kerbogha's troepen.
In Antiochië waren de kruisvaarders gedemoraliseerd totdat Peter Bartholomeus' beweerde ontdekking van de Heilige Lans hen nieuw leven inblazen. Ondertussen was Kerbogha's coalitie, bestaande uit Turkmenen en heffingen uit Mosul, Damascus en andere regio's, vol van onderlinge strijd. Veel emirs vreesden Kerbogha's uiteindelijke doel van regionale dominantie, dat hun eenheid ondermijnde. Zijn afwijzing van een duel voorgesteld door Peter de Kluizenaar op 27 juni weerspiegelde zijn vertrouwen, maar de ontevredenheid onder zijn bondgenoten verzwakte zijn positie en vormde de weg vrij voor de beslissende Slag om Antiochië.